Woensdag 5 februari 2020, avond, Bianca thuis
Moeder was op de zetel in slaap gevallen na het eten. Ze zag er rustiger uit. Misschien was het nu tijd om de mail van Merlijn te lezen. Uitprinten voor in de kaft van de opdracht van Apers.
Wow. Mijn hoofd is precies mijn hoofd niet meer. Waar is links, waar is rechts? Mist. Stemmen in het ijle. Help! Maar de klank komt niet en alles drijft af. Droge mond ondanks het speeksel dat blijft komen. Straks loopt mijn mond over en verdrink ik nog omdat doorslikken niet meer gaat. Alles draait. Mijn mond trekt scheef, steeds erger. Schokken lopen langs mijn nek en mijn schouders naar beneden, eerst in kleine golven maar dan steeds meer uitgesproken tot mijn arm tegen de schrijftafel begint te slaan. Het doet pijn en de spieren in mijn schouder protesteren tegen zoveel gedwongen werk. Laat het stoppen, laat het stoppen maar de bolbliksems in mijn kop kennen geen genade. Ik moet naar beneden. De trap af.
Help. Ik hoor het mezelf zeggen maar ik weet niet of de klank uit mijn mond raakt.
Concentreren Merlijn! Concentreren! Schuiven langs de muur, trap voor trap. Niet vallen nu! Ik zie nog net gestalten mijn richting uitkomen maar dan gaat het licht uit. Zwart.
Het gekrijs van de sirene brengt me terug. De straatverlichting schuift voorbij door de heldere stroken in de ramen van de ziekenwagen. Zoveel herken ik nog. De ziekenbroeder frult aan het kraantje van het infuus en dan begint het weer van voorafaan. O Nee. Ik ben zo moe, laat het stoppen. Maar nee, geen genade. Mijn armspieren schieten in een kramp. De riemen op de draagberrie maken het nog erger omdat de armen willen ontsnappen aan de pijn maar ze kunnen niet. Ademen gaat moeilijk en het zuurstofmasker zit in de weg. Het schokken vermindert. Oef. Of toch niet. De verpleger roept iets naar de chauffeur en dan wordt alles weer zwart.
Eindelijk stil. Het schokken is gestopt. Iemand in ziekenhuisuniform buigt over me heen naar de andere kant van het bed. Daar staat een tweede gestalte met een ijzeren standaard klaar. De verpleegster links is klein en ze heeft zachte borsten maar de badge is hard. Weet ze wel dat ik wakker ben? Nu wel, want het schokken is weer begonnen, en mijn hand geeft het ritme aan. Begin van dezelfde eindeloze dans die zoals de Bolero van Ravel steeds luider klinkt tot het niet meer harder kan en dan gaat de deur dicht. Verdomme doktoors. Je weet toch dat dit niet langer dan tien minuten mag duren?
Als ik dat al weet, doe er iets aan! Dit is toch een ziekenhuis! Laat het stoppen, asjeblief!
Moeder is hier. Zo snel? Broer Raf ook. En de kleine verpleegster. En een dokter met een baard. Heel even maar en dan begint mijn mond weer te trekken. De tranen schieten in mijn ogen. Niet weer! Niet weer! Hoe dikwijls nog! Ik wil dood, dit kan niet langer!
Een grote ronde schijf. Fel licht; net een UFO. Aliens met groene maskers en groene schorten. Één zet een F-16 masker op mijn gezicht en dan gaat het licht uit.
Donker
Stilte
Leegte
In de verte - heel klein: Een lichtpuntje
Het zuigt aan me
Zingt voor me
Ik spiraal ernaartoe
En het gezang wordt luider
Wordt meerstemmig
En gaat geuren
Het straalt warmte uit
Is dit sterven?
Als dat zo is, ziet het er wel veelbelovend uit.
Waauw, zo wit, dat licht!
En het valt uiteen in.... In wat eigenlijk?
Het is niet zien, voelen, ruiken of proeven
Het is veel meer!
Ik krijg alsmaar zintuigen bij
Zes, zeven, acht, vijftien, vijfenveertig, honderdenacht: teveel om te tellen
Zaligheid
Ontroering
Hemel
Liefde
Zoveel liefde
Onvoorwaardelijke liefde
Het Universum
God.
En dan draait de spiraal terug.
Eerst langzaam, dan steeds sneller
‘Niet nu, Merlijn, niet nu’
De stem in mijn hoofd is zacht. Troostend
Hoofd, hart, lijf of leden: ik VOEL de stem
Maar ik wil niet terug!
Ik wil naar het Licht
Niet terug naar de beperking van dat kramikkige lijf Niet terug afzien
Waarom?
Waarom?
Waarom?
Bianca was stil. En de tranen kwamen. Ze vielen op het blad dat ze net uitgeprint had. Had Koen dit ook ervaren op het moment van zijn dood?
‘Ik hoop het, broertje. Ik hoop het zo!’
Die gedachte schoot kristalhelder vanachter de tranen naar voor.
Zaligheid na de pijn?
Het had Merlijn duidelijk veranderd, grondig veranderd. Dat was zo klaar als een klontje. Die was duidelijk uit zijn cocon gebroken na zijn bijna-doodervaring. Maar de waaroms bleven nazinderen. Heeft het te maken met onze hele beperkte ervaringswereld?
Omdat we alles negeren dat niet kan gemeten of omschreven worden en in wetenschappelijke formules kan gegoten worden?
Of omdat we de instrumenten nog niet hebben om de vertaalslag naar onze vijf zintuigen te maken. Doen dokters dat niet constant met al hun dure apparatuur, proberen te meten wat niet waarneembaar is?
Het beloven nog boeiende gesprekken te worden, meiske, met die rare kwiet van een Merlijn.
Zeker weten!
Moeder was op de zetel in slaap gevallen na het eten. Ze zag er rustiger uit. Misschien was het nu tijd om de mail van Merlijn te lezen. Uitprinten voor in de kaft van de opdracht van Apers.
Wow. Mijn hoofd is precies mijn hoofd niet meer. Waar is links, waar is rechts? Mist. Stemmen in het ijle. Help! Maar de klank komt niet en alles drijft af. Droge mond ondanks het speeksel dat blijft komen. Straks loopt mijn mond over en verdrink ik nog omdat doorslikken niet meer gaat. Alles draait. Mijn mond trekt scheef, steeds erger. Schokken lopen langs mijn nek en mijn schouders naar beneden, eerst in kleine golven maar dan steeds meer uitgesproken tot mijn arm tegen de schrijftafel begint te slaan. Het doet pijn en de spieren in mijn schouder protesteren tegen zoveel gedwongen werk. Laat het stoppen, laat het stoppen maar de bolbliksems in mijn kop kennen geen genade. Ik moet naar beneden. De trap af.
Help. Ik hoor het mezelf zeggen maar ik weet niet of de klank uit mijn mond raakt.
Concentreren Merlijn! Concentreren! Schuiven langs de muur, trap voor trap. Niet vallen nu! Ik zie nog net gestalten mijn richting uitkomen maar dan gaat het licht uit. Zwart.
Het gekrijs van de sirene brengt me terug. De straatverlichting schuift voorbij door de heldere stroken in de ramen van de ziekenwagen. Zoveel herken ik nog. De ziekenbroeder frult aan het kraantje van het infuus en dan begint het weer van voorafaan. O Nee. Ik ben zo moe, laat het stoppen. Maar nee, geen genade. Mijn armspieren schieten in een kramp. De riemen op de draagberrie maken het nog erger omdat de armen willen ontsnappen aan de pijn maar ze kunnen niet. Ademen gaat moeilijk en het zuurstofmasker zit in de weg. Het schokken vermindert. Oef. Of toch niet. De verpleger roept iets naar de chauffeur en dan wordt alles weer zwart.
Eindelijk stil. Het schokken is gestopt. Iemand in ziekenhuisuniform buigt over me heen naar de andere kant van het bed. Daar staat een tweede gestalte met een ijzeren standaard klaar. De verpleegster links is klein en ze heeft zachte borsten maar de badge is hard. Weet ze wel dat ik wakker ben? Nu wel, want het schokken is weer begonnen, en mijn hand geeft het ritme aan. Begin van dezelfde eindeloze dans die zoals de Bolero van Ravel steeds luider klinkt tot het niet meer harder kan en dan gaat de deur dicht. Verdomme doktoors. Je weet toch dat dit niet langer dan tien minuten mag duren?
Als ik dat al weet, doe er iets aan! Dit is toch een ziekenhuis! Laat het stoppen, asjeblief!
Moeder is hier. Zo snel? Broer Raf ook. En de kleine verpleegster. En een dokter met een baard. Heel even maar en dan begint mijn mond weer te trekken. De tranen schieten in mijn ogen. Niet weer! Niet weer! Hoe dikwijls nog! Ik wil dood, dit kan niet langer!
Een grote ronde schijf. Fel licht; net een UFO. Aliens met groene maskers en groene schorten. Één zet een F-16 masker op mijn gezicht en dan gaat het licht uit.
Donker
Stilte
Leegte
In de verte - heel klein: Een lichtpuntje
Het zuigt aan me
Zingt voor me
Ik spiraal ernaartoe
En het gezang wordt luider
Wordt meerstemmig
En gaat geuren
Het straalt warmte uit
Is dit sterven?
Als dat zo is, ziet het er wel veelbelovend uit.
Waauw, zo wit, dat licht!
En het valt uiteen in.... In wat eigenlijk?
Het is niet zien, voelen, ruiken of proeven
Het is veel meer!
Ik krijg alsmaar zintuigen bij
Zes, zeven, acht, vijftien, vijfenveertig, honderdenacht: teveel om te tellen
Zaligheid
Ontroering
Hemel
Liefde
Zoveel liefde
Onvoorwaardelijke liefde
Het Universum
God.
En dan draait de spiraal terug.
Eerst langzaam, dan steeds sneller
‘Niet nu, Merlijn, niet nu’
De stem in mijn hoofd is zacht. Troostend
Hoofd, hart, lijf of leden: ik VOEL de stem
Maar ik wil niet terug!
Ik wil naar het Licht
Niet terug naar de beperking van dat kramikkige lijf Niet terug afzien
Waarom?
Waarom?
Waarom?
Bianca was stil. En de tranen kwamen. Ze vielen op het blad dat ze net uitgeprint had. Had Koen dit ook ervaren op het moment van zijn dood?
‘Ik hoop het, broertje. Ik hoop het zo!’
Die gedachte schoot kristalhelder vanachter de tranen naar voor.
Zaligheid na de pijn?
Het had Merlijn duidelijk veranderd, grondig veranderd. Dat was zo klaar als een klontje. Die was duidelijk uit zijn cocon gebroken na zijn bijna-doodervaring. Maar de waaroms bleven nazinderen. Heeft het te maken met onze hele beperkte ervaringswereld?
Omdat we alles negeren dat niet kan gemeten of omschreven worden en in wetenschappelijke formules kan gegoten worden?
Of omdat we de instrumenten nog niet hebben om de vertaalslag naar onze vijf zintuigen te maken. Doen dokters dat niet constant met al hun dure apparatuur, proberen te meten wat niet waarneembaar is?
Het beloven nog boeiende gesprekken te worden, meiske, met die rare kwiet van een Merlijn.
Zeker weten!