888, Muizen, Oost-Frankenland. Drie jaar voor de slag.
Lambert was maar wat blij dat hij binnen zat die avond. Rotweer vandaag. Regen, mist, koud. En natte noordwestenwind. Maar het smidsvuur maakte veel goed. Het was best wel aangenaam hier. Op de kerk na was de smidse het grootste gebouw van Muizen. En ook het belangrijkste. Op de kerk na. Vader Herebert vulde zijn voorraad hoefnagels aan, en de ritmische hamerslagen verdrongen bijna elk ander geluid. Op dit uur kwamen er toch geen klanten meer, dus dit was het moment voor tussendoorwerk. Lambert bewonderde zijn vader. Sterke armen waar vermoeidheid geen vat op leek te hebben en een precisie waardoor hij geen slag teveel moest doen. Twee jaar was het nu dat Lambert in de leer was. Nog een jaar of zo en dan was hij volwaardig dorpssmid en dan konden ze gaan specialiseren. Herebert en zoon. Paarden beslaan was belangrijk, maar goed gereedschap bracht veel meer op. En was ook uitdagender om te doen. Volgend jaar in de lente was hij vijftien en waarschijnlijk niet ver meer van zijn volle kracht. De vaardigheden moesten nog wat bijgeschaafd worden maar het talent zat onmiskenbaar in de familie.
Het ongeduldige bonken op de poort kwam dus wel onverwacht. Herebert ging door met hameren, maar de hamer wees even naar de poort zonder het ritme te breken en Lambert sprong op om open te doen. De bezoeker en zijn paard zagen er niet uit. Verzopen en uitgeput, allebei. En het paard mankte en brieste onregelmatig. Afgejakkerd, zonder twijfel.
De ruiter wachtte niet tot de poort helemaal open was om te ontsnappen aan de elementen, zelfs niet om te vragen of hij welkom was.
'Smid? Hoefijzer maken? Nu?'
De toon was allesbehalve vriendelijk, en de man zelf zag er ook niet uit alsof tegenwerpingen maken een optie was. Hij was groot, met lang haar en baard. Verzorgd, dat wel. Dat werd duidelijk eens hij de zijknatte bontmuts had afgezet. Noorman. Niet dat Lambert er al veel had gezien in Muizen, maar de verhalen waren genoegzaam bekend. Het ronde schild met centrale ijzeren handbeschermer dat hij als rugbescherming gebruikte, waarschijnlijk tegen struikrovers met bogen. Maar vooral het zwaard dat hij droeg. De schede aan een draagriem diagonaal over de schouder, maar vooral het gevest met de korte stootplaat en de versiering op de pommel lieten geen twijfel. Noorman. Ridder Frideric had ook zo een zwaard op het kasteeltje. Oorlogsbuit. Sinds de Noormannen Viking gegaan waren tegen Gent en Frideric daar was gaan vechten, een aantal jaren terug.
En nu stond er zo een binnen.Wat nu?
„Welkom, Heer. Wat kan ik voor U doen”
Herebert had zijn gereedschap neergelegd en maakte een uitnodigend gebaar in de richting van het vuur. Hij had zelfs een glimlach over voor de vreemdeling en zijn onrustig paard.
„Zal ik uw paard in de werkbox zetten, Heer?”
De Noorman gaf de teugels in Hereberts handen en knikte.
De damp sloeg van de flanken van de hengst en de borstkas van het dier ging nog steeds zwaar op en neer. Herebert legde zachtjes een hand op de nek maar het paard reageerde verschrikt
„Ssst! Wat is je naam, jongen? Rustig maar, rustig…”
Zo was vader. Paarden kalmeerden altijd snel bij hem. Alsof ze voelden dat hij geen kwaad in de zin had. Maar deze was anders. Onverzorgde wonden waar de pin van de sporen door de huid gegaan waren lieten er geen twijfel over bestaan dat deze ruiter verschrikkelijke haast had. Dure sporen wel. Met zilver ingelegd. Maar dat was nog niets vergeleken met de prijs van het zwaard dat hij droeg. Lambert was jaloers op de smid die dat gemaakt had. Weken werk was daarin gekropen. Minstens. Misschien wel maanden. Misschien was dat zelfs een Ulfbehrt. Maar dat was niet te zien zolang het in de schede bleef. Als hij ooit een beroemde zwaardsmid zou zijn zou hij zijn merkteken ook vlak onder het gevest zetten. Zeker weten. Of nog beter. Heel het gevest zou zijn merkteken zijn!
Waarom reed deze Noorman op een Frankisch paard eigenlijk? Want het had hoefijzers. Drie toch. Waren het er vier geweest had hij niet gemankt en was deze norse vreemdeling niet komen binnenstormen op het einde van deze triestige herfstdag. Maar een klant is een klant en vader heeft niet voor niets de reputatie dat hij kan toveren met staal en vuur.
Herebert wou het zadel afnemen maar de vreemdeling was hem voor. Welke kostbaarheden moeten er niet in de zadeltassen zitten? Zilver? Geheime documenten? Boodschappen voor een of andere Vikingkoning? Goud misschien zelfs? In alle geval iets waar een dorpssmid duidelijk geen zaken mee had.
Maar de lederen beurs aan de gordel van de Noorman rinkelde uitnodigend als hij met één vloeiende beweging zadel én tassen afnam en over de bank drapeerde waar klanten konden zitten als ze wilden wachten tot het werk klaar was.
“Kan ik U iets aanbieden terwijl U wacht heer?” Herebert deed teken naar Lambert.
“Ik heb warme kruidenthee”
Hij wees naar het kannetje dat in een uitsparing stond vlak naast het smidsvuur.
“Voortmaken. Geen tijd”
Woorden waren duur blijkbaar. Toch voor de reiziger.
“Ik ben Herebert. En dit is mijn zoon Lambert. En u bent?”
“Ardegorn”
En niks meer. Hij plofte neer op de bank en nam de beker met thee die de Lambert hem aanreikte. De hengst was nog steeds onrustig en de smid had moeite hem n bedwang te houden. Plots zag hij de echte reden. De wonde aan het oksel van het rechter voorbeen. Een pijlwonde. De punt zat er nog in. De schacht was afgebroken.
“Uw paard is gewond, heer. Een pijlwonde. Had U het gemerkt? Waarschijnlijk is de schacht afgebroken als U door kreupelhout reed.”
“Is niet zijn eerste pijl. Ik heb haast. voortwerken, ja,”
Die woorden waren nog niet koud of de hengst probeerde zich los te rukken.
Ardegorn veerde met een vloek op van zijn zitplaats en meer had het verschrikte dier niet nodig om helemaal uit de bol te gaan. De twee achterbenen haalden bliksemsnel uit op het ogenblik dat Herebert de box wou sluiten. Lambert hoorde een droge krak en het bloed kwam sissend helemaal tot in het vuur terecht.Herebert was Herebert niet meer. Van het ene moment op het andere. Dood. Gespleten schedel. Struikelend paard onder een versplinterende box. rondvliegend hout dat gensters meenam naar de bak met hooi die Herebert had klaarstaan als traktatie voor brave paarden.
Een versplinterd stuk hout stak in de flank van het panikerend dier. En het viel opzij. Bovenop Herebert.
Vader !!!!
Moeder Mathildis kwam binnengestormd en versteende. Handen voor het gezicht.
Ardegorn griste met zijn linkerhand het zadel met de tassen van de bank en met een dodelijke efficiënte en een halssnede maakte hij een einde aan zijn nu waardeloze rijdier.
Bloed van mens en van dier. Zwarte rook die snel dikker werd. Misselijkmakende stank. Geknetter. Jammerkreten en de vreemdeling die al verdwenen was in de regen.
Een jaar later was smidse weer opgebouwd met de hulp van de hele Muizense gemeenschap en Lambert was nu de dorpssmid. Gelukkig waren er geen Noormannen meer opgedoken in Muizen. En maar goed ook.